In deel IV van de twintigdelige cyclus van de Rougon-Macquart spelen twee nazaten een belangrijke rol, Marthe van de tak Rougon en François van de tak Macquart. Vele basale kenmerken van de familie komen daardoor tot uitdrukking. Dit gebeurt aan de hand van politiek gekonkel over de legitimisten en de bonapartisten tegen de achtergrond van een schouwtoneel van de Rooms-Katholieke Kerk. Die achtergrond doemt langzamerhand als een voorgrond op en verdwijnt uiteindelijk weer naar de achtergrond. De hoofdfiguur is een priester die aan de touwtjes trekt en tegelijk ook aan het kortste eind.
Het boek schildert de religieuze, psychiatrische en politieke situatie van het Frankrijk van de negentiende eeuw. Het laat ook zien hoe de geestelijke erfenis van de voorouders uit het gezin dat Émile Zola bedacht, in de kleinkinderen vorm krijgt.
Uit het voorwoord van Émile Zola. Parijs, 1 juli 1871:
De Rougon-Macquart, de groep, het gezin dat ik me voorgenomen heb te bestuderen, heeft als kenmerk de uitbarsting van begeerten en de brede opstand van onze tijd die zich stort op het genieten. Fysiologisch gezien zijn zij de trage opeenvolging van complicaties van het zenuwstelsel en het bloed, die zich in een ras voordoet na een eerste organisch letsel, en die, naargelang de omgeving, bij elk individu van dit ras, de gevoelens, de verlangens en de hartstochten bepalen. Dat wil zeggen, alle menselijke manifestaties, natuurlijk en instinctief, waarvan de voortbrengsels de gebruikelijke typering van deugden en ondeugden krijgen. Historisch gezien komen ze voort uit het volk, stralen ze uit in de hele hedendaagse maatschappij en klimmen ze op naar alle situaties door deze in wezen moderne impuls die de lage klassen bevangt in hun opmars door het sociale organisme heen. Zij vertellen aldus door hun individuele drama’s het verhaal van het Keizerrijk van Napoleon, de Second Empire, van de hinderlaag van de staatsgreep tot aan het verraad van Sedan.
Kijk ook op de speciale website www.emilezola.nl