Vriendschappen vormen een verrijking en verdieping van het leven. Dat geldt ook voor jongeren. Vriendschappen geven de sociale en emotionele ontwikkeling een ‘boost’. Met een vriendschap staan jongeren sterker in hun schoenen, kunnen ze het leven beter aan en leren ze zichzelf ook beter kennen. Vriendschappen hebben kortom een positieve invloed op tal van terreinen: van gedrag en leerprestaties tot welzijn.
Ouders kunnen hun jeugdigen geen vriendschap bezorgen. Dat moeten zij zelf doen. Of beter: zelf kunnen doen. Want niet iedere jongere is even vaardig in het maken van vrienden. Er zijn ook jongeren die moeite hebben om deel te nemen aan het sociale verkeer waar uiteindelijk de vriendschappen zich vormen.
Oorzaken
Deze jongeren missen de benodigde sociale en communicatieve kwaliteiten. Dat kan het gevolg zijn van in aanleg gegeven beperkingen zoals autisme, ADHD of een leerbeperking. Het kan echter ook het gevolg zijn van een gebrekkige opvoeding (verwaarlozing) waarbinnen jongeren niet leren hoe zij met anderen behoren om te gaan. Ook opgroeien in een maatschappelijk ongunstige situatie (armoede) is van invloed op het tot stand komen van vriendschappen. Voor deze achtergestelde jongeren zijn vriendschappen van nog meer belang.
Over de auteur
Jan Dirk van der Ploeg is emeritus hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit Leiden. Hij is auteur van meerdere boeken zoals Grensjongeren, Het zelfbeeld als sociaal vaccin en Pioniers in de jeugdzorg.