Janusz Korczak (1878-1942) is wereldwijd bekend als opvoeder, pedagoog en weeshuisvader. Zijn werkzaamheden als arts en zijn kinderboeken krijgen minder aandacht. Dit is niet juist, oordeelt Görtzen.
In deel I laat hij Korczak aan het woord over zijn ontwikkeling als arts en zijn kijk op een aantal medische vraagstukken. Hij doet dit aan de hand van een fictief interview waarbij Korczaks antwoorden gebaseerd zijn op zijn totale oeuvre.
Deel II laat zien dat Korczaks verlangen, droefheid en eenzaamheid dieptestromen zijn, die zijn leven bepaald hebben. Ze vormen de voorpost naar zijn pedagogische en medisch handelen en zijn kinderenboeken.
In deel III presenteert en analyseert Görtzen de kinderboekenschrijver Korczak. Dit gebeurt tegen de achtergrond van de Poolse (kinder)literatuur. Hij laat zien dat het kind ín Korczak in al zijn kinderboeken nadrukkelijk aanwezig is. Samen met de hoofdpersonen van zijn kinderboeken ravot Korczak in zijn eigen geest. Hij produceert leesavonturen waarin de droom, de fantasie en de werkelijkheid met elkaar botsen en toch niet zonder elkaar kunnen. Anders gezegd: zijn kinderboeken worden gedragen door zijn verbeeldingskracht en tegelijkertijd zijn ze het revolutionaire product van zijn pedagogische inzichten en ervaringen en zijn strijd voor de mens op kleine voeten.