De pedagogische civil society is een belangrijk concept geworden bij de vormgeving van de transitie van het jeugdzorgstelsel in Nederland. Het benadrukt dat problemen van ouders en kinderen doorgaans beter opgelost kunnen worden in de sociale netwerken rondom het gezin dan in de spreekkamer van de gedragswetenschapper of de psychiater.
Lokale overheden vertalen dit doorgaans in: terugdringen van de tweede lijn en versterken van de nulde en eerste lijn. Maar waar liggen de grenzen van de pedagogische civil society? Wat kan de pedagogische civil society betekenen voor kinderen en jongeren waar de directe omgeving, ouders en/of hun sociale netwerk beschadigend zijn?
Voor veel van deze kinderen geldt dat wat hun ouders hen niet konden bieden ook niet geboden kon worden door de voorzieningen waar zij terecht zijn gekomen. Lokale overheden staan voor de uitdagende taak om in alle opzichten een verbeterslag te realiseren. Dus behalve de pedagogische civil society vorm te geven ook de specialistische zorg hieraan te verbinden. Lokale overheden moeten de gespecialiseerde zorg niet slechts terugdringen maar juist op haar waarde inschatten en waar nodig adequaat inzetten.
Een stelselwijziging is een uitgelezen moment om een analyse te maken van verworvenheden en knelpunten; om na te gaan op welke punten verbeteringen noodzakelijk zijn. Niet alleen de civil society is aan revisie toe maar ook de gespecialiseerde zorg. Het wordt tijd dat de lokale overheden zich ook gaan bezighouden met de betekenis van de gespecialiseerde zorg.