Gratis verzending

BLOG Mentaal welzijn en veerkracht jongeren: ‘Wees echt en kijk onder de oppervlakte’


BLOG Mentaal welzijn en veerkracht jongeren: ‘Wees echt en kijk onder de oppervlakte’

Erwin Snijder is jongerencoach en werkt op meerdere scholen. Tegenwoordig werkt hij ook als jongerenwerker bij SPEES, Aventus. Daarnaast is hij voetbaltrainer. Hij gebruikt onder andere een praatje over voetbal of al koppend een rondje lopen als middel om verbinding met jongeren te krijgen. Lieke Kalhorn interviewde hem (en tientallen andere deskundigen en jongeren) voor haar boek Als het leven lastig is.

Kun je iets vertellen hoe jij je bezighoudt met het mentale welzijn van jongeren? 

Ik werk op twee heel verschillende scholen als pedagogisch coach. Ik gaf eerst alleen levenslessen maar terwijl ik aan het lesgeven was, was ik eigenlijk veel meer bezig met: hoe gaat het met je, want ik zie dat er iets aan de hand is. Na een jaar lessen over stress, pesten, verslavingen etc. te hebben gegeven, werd ik gevraagd om te blijven als coach. Dus ik heb nu een soort van mijn droombaan. Daarnaast is voetbaltraining mijn passie. Ik pas mijn werk altijd aan op mijn passie. Ik sta 3 avonden in de week op het trainingsveld en op de zaterdag en de zondag ben ik ook met voetbal bezig. En dan heb ik ook nog een gezin met drie zoons.

Op de ene school moet ik echt volledig aan staan om zoveel mogelijk signalen op te vangen van een beginnende bedreiging of vechtpartij, pestgedrag, diefstal, handel of vapen in de wc’s. Op een andere school voerde ik weer meer individuele gesprekken met leerlingen. Je kunt zo veel betekenen door preventief in te grijpen. Ik werk veel samen met mentoren. Zij vragen mij dan: 'Erwin, ik heb iemand in de klas waar ik me zorgen over maak, wil jij daar eens mee kletsen?’ Het kan heel verschillend zijn waar het over gaat. Soms is de vraag: we zitten met onze handen in het haar met deze jongen of meid, we snappen ‘m niet, we krijgen geen vat op z’n gedrag. Soms gaat het juist om een heel dichtgeslagen kind waarvan iedereen ziet en merkt: er is wat, maar er komt niks uit. Wanneer een kind lacht, maar je herkent dat het eigenlijk huilt. Dan moeten we aan het werk. Dan kijk ik waar diegene een acht voor staat, die les kan hij wel missen, en ga ik een uurtje wandelen met zo’n jongere.

Omdat ik als coach een vrije rol heb, kan ik makkelijk gesprekjes aanknopen met leerlingen en zaken bespreekbaar maken bij docenten en directie. Als ik iets vind dan zeg ik het ook. Zo vind ik bijvoorbeeld dat je kinderen ook wat moet bieden in pauzes: een tafelvoetbaltafel, een tafeltennistafel of een voetbalkooi waar ze kunnen uitrazen. Ik vind dat kinderen dat echt nodig hebben. Je ziet dat veel meer op vmbo-scholen. Daar is de gedachte: er moet vertier zijn, want anders gaan ze bepaald gedrag laten zien. Waarom zou dat anders zijn op een mavo/havo/vwo-school. 'Dat zijn toch dezelfde kinderen?’

Kun je iets vertellen over wat je dan in de praktijk doet om leerlingen te helpen?

Ik loop door school, zit in de pauzes in de kantine, loop mee naar de supermarkt, dus ik weet en zie precies wat er speelt bij en tussen jongeren. Je moet gewoon heel goed kijken en luisteren. Ik probeer heel ontwapenend te zijn. Ik wil ook niet dat ze mij meneer noemen. Ik ben gewoon Erwin. Dan ben ik makkelijker benaderbaar. Ik ben geen docent die toetsen afneemt of jou eruit kan sturen, ik ben geen beoordelaar. Ik ben gewoon een kale man die door de school heen loopt en waar je geen afspraak mee hoeft te maken. Als je er behoefte aan hebt, kom je even naar me toe. Een klein gebaar kan heel groot zijn. Gewoon er zijn kan soms genoeg zijn.

Net komt er bijvoorbeeld een meisje naar me: ‘Erwin, het is uit met… Hij is vreemdgegaan. Kan ik even met je praten?’ Dan zeg ik: ‘Dat is heel vervelend. Maar een krachtig besluit, want laat ik heel persoonlijk zijn als mijn vrouw met een ander in bed ligt, dan zou het voor mij denk ik ook klaar zijn.’ Dan reageert ze een soort van opgelucht: ‘Oh ja, echt, dank je, dan ga ik nu weer naar mijn les.’ Zo’n meisje kan dan wel weer haar dag oppakken. Het gaat vooral om er te zijn zodat ze even haar hart kan luchten en dan kan ze weer verder. Advies vragen zonder schaamtegevoel, geen vraag is vreemd!

Ik zet gewoon alles in. Ik kan ook hele gekke dingen doen.

Als ik een meisje veel alleen zie zitten, dan vraag ik of ik er even bij mag komen zitten en dan knoop ik een praatje aan. Dan kijk ik samen met zo’n jongere of ik haar kan helpen om contact te maken met anderen. Ik zag dat zij ook wel last had van andere kinderen. Dus vroeg ik: 'Ik zie je wel vaker alleen zitten, heb je wel aansluiting, vind je iemand aardig in de klas?’ 'Ja mijn vriendin, maar die is ziek.' Dat is een tendens: als je een koppeltje bent en de ene is er niet dan ben je opeens heel alleen. Maar ik twijfelde of ze die vriendin wel had? Vaak zeggen jongeren dat ook om zichzelf groot te houden dat ze wel een vriendin hebben. Dus ik ging verder met: 'Ik zie ook weleens dat mensen je een beetje plagen.’ 'Ja, die meiden uit de tweede’, zei ze. 

Dan zet ik anderen in om met haar te linken, zodat de pesters denken: wat gebeurt hier nou? Dan ga ik een bondje aan met bepaalde meiden, echt sterke meiden uit de 3e. Dan zeg ik: 'Meiden, willen jullie iets goeds doen voor deze school? Willen jullie iets goeds doen voor de wereld? Zouden jullie deze week gewoon eens bij x willen zitten in de aula? Gewoon kletsen met haar of gewoon eens over het schoolplein lopen met haar?’ 

Ik had dat natuurlijk wel eerst overlegd met dat meisje, die aarzelde eerst omdat ze het spannend vond. Ik stimuleer haar dan: 'Zullen we het gewoon proberen? Ik stuur er niet gelijk acht, maar gewoon twee.’ Dan is het zo verschrikkelijk mooi om te zien hoe dat dan gaat. Ze wordt begeleid naar haar klas, in de pauze zoeken ze haar echt op en dan zie ik haar echt als ik brugklasser met derde-, vierdejaars lopen. Dan zie je haar helemaal opbloeien en die mensen die haar pestten of treiterden, die houden daar dan ook mee op.

Of laatst heb ik twee brugklassers uit elkaar gehaald die aan het vechten waren. Daarna hadden we een heel mooi gesprek over het vechten, maar ook over het filmen daarvan. Dan haal ik later die kinderen die gefilmd hebben ook even uit de les en zeg: ‘Dat filmen doen we echt niet meer. Ik heb de camerabeelden bekeken en jullie waren aan het filmen.’ Dan ga ik het gesprek aan. Wat hadden ze in plaats van het gevecht filmen anders kunnen doen? Zou je hulp kunnen halen? Zou je ertussen kunnen komen of sussen? Ik wil ze echt laten beseffen wat het nut nou daadwerkelijk is van het filmen van een vechtpartij.

Ik loop ook mee naar de Albert Heijn. Al die opaatjes in de buurt zijn heel blij met mij. Ik zeg dan bijvoorbeeld: ‘Waarom gooi je dat nou weg dat blikje? Zou je dat blikje ook weggegooid hebben als je hier alleen liep? Je doet het denk ik omdat je een beetje stoer wil doen, maar er wonen hier allemaal oude mensen en die vinden elke dag zakken chips en zooi in hun tuin’ Ook bij dit soort zaken laat ik kinderen inzien wat ze doen en vraag ik waarom ze dit doen. Ik doe ook wel testjes om te kijken in hoeverre we al verbinding hebben, of we op dezelfde golflengte zitten. Dan vraag ik bijvoorbeeld aan iemand of ze mij misschien even een servetje aan willen geven, terwijl ik dat prima zelf kan pakken. Dat is niet uit macht, maar om te kijken of iemand iets voor mij wil doen, want ik wil heel veel voor jou doen. Als een leerling dan zegt: ‘Huh, nee?’ Dan denk ik: ‘We hebben nog wat werk te doen.’

Hoe doe jij dat die verbinding aangaan? Hoe maak jij die aansluiting?

Het allerbelangrijkste is denk ik dat je echt bent. Dat je laat zien wie jij bent en dat je geen rol aanneemt. Kinderen ruiken, horen, voelen en zien of je echt bent of dat je iets aangeleerd hebt en dat als trucje toepast. Het is de manier hoe je kijkt, de manier hoe je praat, de manier hoe je op ze af komt lopen.

Ik denk dat je echt kunt zijn door de weg die je bewandeld hebt in het leven. Ik heb gewoon denk ik zoveel dingen meegemaakt en in mijn rugzak zitten, dat ik nu kan zeggen dat ik echt ben. Mijn leven in een notendop: mijn vader is heel jong overleden, ik heb een super turbulente jeugd gehad, veel criminele dingen gedaan, nooit structuur gekend, totdat ik het leger in ging. Ik ben heel jong vader geworden. Ik ben op missies geweest in Bosnië en Afghanistan, heb dood en verderf gezien en jonge collega’s verloren. Ik ben echt afgestompt geworden. Iedereen vond ik nutteloos, behalve mezelf en onze eenheid. Ik was echt niet leuk. Toen zei mijn vrouw: ‘Ik wil gewoon de oude Erwin terug.’ En toen begon mijn ontwikkelingsreis eigenlijk en zei ik tegen mezelf: ‘Oké Erwin, je kunt al het slechte dat je gedaan hebt een soort van goedmaken in je nieuwe leven.’ Zo voelde dat. ‘Ik ga vanaf nu alleen nog maar goede dingen doen, want dat moet. Ik moet mensen helpen, het maakt niet uit wat ik doe of in welke rol.’ Ik wilde niet meer afgestompt zijn. Ik besloot echt te zijn; een nieuwe Erwin, een leukere versie van mezelf. Dus toen ben ik in de psychiatrie gaan werken en als voetbaltrainer aan de slag gegaan.

Het is moeilijk om te zeggen hoe je dat doet, echt zijn. Ik weet niet of dat te leren is. Je kunt wel zeggen: kinderen aankijken, kinderen lief en op een zachte manier benaderen, kinderen niet gelijk straffen maar juist het goede benoemen. De tijd nemen voor kinderen. Ik geef niet een compliment om een compliment te geven. Ik zeg niet ‘Wat heb je leuke schoenen', als ik dat niet echt vind. Ik zeg niet ‘goed bezig, jongens’, als ik totaal geen aanleiding zie waarom ik denk dat ze goed bezig zijn. Ik zie gedrag, laat het op me inwerken en vindt er dan wat van. Dan kan ik echt zeggen: jullie zijn echt goed bezig. Maar dan heb ik wel eerst even goed gekeken en gevoeld: wat vind ik? Anders is het nep en kinderen prikken daar wel doorheen.

Veel kinderen zitten op voetbal. Laat dat nou net mijn grootste passie zijn. Ik maak verbinding door voetballen. Ik kan bijvoorbeeld een bal 200 keer koppen. Dan loop ik al koppend beetje om school heen. Als kinderen dat zien, denken ze: ‘Wow’. Dan heb je al meteen een soort aansluiting, dan hoef je nog niet eens wat met ze gesproken te hebben. Maar ik sta ook op maandag bij de deur en dan weet ik heel veel over uitslagen (ik heb zo’n app waarin dat allemaal voorbij komt). En dan zeg ik: ‘Hè, leo 4-1 gewonnen, zag ik. Je hebt ook gescoord, hè?!’ In sommige gevallen weten hun eigen ouders niet of ze gewonnen of verloren hebben omdat ze er niet stonden langs de lijn.

Wat ook heel belangrijk is: kinderen echt zien. Op deze school heb ik de eerste weken de hele tijd bij de deur gestaan. Goedemorgen, hallo, gewoon om contact te maken. Ik heb nu met veel kinderen die ik begeleid of die het op hun manier moeilijk hebben bepaalde ‘codes’ afgesproken. Geregeld loop ik hier even in de aula en dan seinen we even onopvallend. Dan weet ik of ze een gesprek willen en dan haal ik ze uit de les. Heel simpel, maar je moet ze wel echt zien. Ik ben ook heel alert op knokkels, op polsen en onderarmen (i.v.m. zelfbeschadiging) Ik let op hoe kinderen lopen, hoe ze make-up dragen. Ik probeer alles te sniperen, gewoon als een militair.

Wat zijn volgens jou mogelijke oorzaken dat veel jongeren het lastig hebben?

Ik geloof dat het niet makkelijk is om in deze tijd een kind te zijn. Het leven wordt volgens mij steeds moeilijker en gecompliceerder. Social media zorgt ervoor dat kinderen altijd op eieren lopen en op scherp staan. Als we dat zouden kunnen verminderen dan geloof ik echt dat kinderen weer meer in verbinding komen met elkaar. Dat ze uit verveling gaan vragen: ‘Wat ga jij eigenlijk doen dit weekend?'

We leven ook in een hele snelle tijd en dat levert druk op. Nu moeten beide ouders werken om financieel het hoofd boven water te houden. Dan wordt een gezin een soort bedrijf, vader en moeder zijn goede collega's in een goed werkend bedrijf. Ze moeten goed samenwerken. Wie zorgt voor het eten en wanneer? Strak gepland in familie agenda’s. Even landen en echt tijd voor elkaar vrijmaken wordt steeds lastiger.

Wat ook druk oplevert is kinderen al heel vroeg vragen wat ze later willen worden. Hoe zo, ze zijn toch al iemand? En we moeten ophouden met dat hele controlesysteem waarin cijfers en afwezigheid van leerlingen staan. Daar ben ik geen voorstander van. Ik ken hier leerlingen waarvan de ouders tijdens school appen: ‘Ik zag net dat je een 4,7 hebt gehaald. Wij spreken elkaar vanavond.’ Denk je dat zo’n leerling dan graag naar huis gaat? Het is veel beter voor het contact tussen ouders en kinderen als een kind zelf trots of verdrietig kan vertellen wat voor cijfer hij heeft gehaald. We kunnen prima dat systeem eraf gooien en dat ouders gewoon gebeld worden als het slecht gaat met hun kind qua cijfers of als het veel spijbelt. In principe net als vroeger. Is er wat aan de hand dan wordt er naar huis gebeld en kan er een gesprek plaatsvinden.

Wat zouden we nog meer anders moeten doen in begeleiding van jongeren?

Naar mijn idee zouden we best veel kunnen omdraaien. Geen verzuim-coördinator, maar een aanwezigheidscoach. ‘Ik kom een te-laat-briefje halen.’ Dan niet reageren met een preek, maar: ‘Goed dat je er bent. Helaas, iets te laat, maar fijn dat je er bent.’ Een leerling die met noodles knoeit en een doekje haalt, niet vanaf een afstand becommentariëren omdat ze knoeit maar ernaar toe lopen en zeggen: ‘Fijn, dat vind ik echt goed van je. Je maakt het meteen schoon. Wat tof.’ Of het vooral hebben over hoe een ruzie wordt opgelost. ‘We moeten toch door met elkaar, jullie hoeven niet de beste vrienden te worden, maar gaan jullie wel een beetje normaal doen tegen elkaar deze week?' En dan later: ‘Hoe is deze week gegaan?’ Als ik dan hoor: ‘We hebben helemaal geen last meer van elkaar.’ Dan zeg ik: ‘Mooi zeg, wat goed man, wat gaaf'. Dan wil ik ze gewoon bijna een knuffel geven.

Gedrag komt altijd ergens vandaan. Als we niet eens de moeite nemen om uit te zoeken waar het vandaan komt en alleen maar wijzen en corrigeren, dan is dat niet eerlijk. We moeten snel weer door: wij hebben last van jou dus sturen we jou eruit en kunnen wij weer door. Dan zeg ik altijd: op de gang leer je niks. We moeten meer echte verbinding aangaan en verder kijken dan het gedrag dat aan de oppervlakte ligt. Het is zo belangrijk om achter het gedrag van een jongere te kijken.

Zo herinner ik me een jongere waarvan de docenten zeiden: ‘Hij is er niet bij, hij is boos, hij is brutaal en wordt de laatste tijd veel er uitgezet.’ Toen ik echt contact met hem maakte, vertelde hij: ‘Mijn moeder heeft een burn-out en is depressief. Ze ligt alleen maar op de bank. We hebben een hond, die laat ik uit voor ik naar school ga. Als mijn moeder een goede dag heeft dan maakt ze een boodschappenbriefje voor me en anders bedenk ik zelf wat we kunnen eten.’ Dus hij komt uit school, laat eerst die hond uit, fietst naar de winkel, haalt de boodschappen en gaat koken. En dan hebben ze ook nog een oma die op sterven ligt. En dan ben je 14. Geen wonder dat je dan geen tijd hebt voor je huiswerk en op school er niet helemaal bij bent. Deze jongen voelt met zijn docenten geen echte verbinding om dit te vertellen. Er wordt aan hem ook niet gevraagd: ‘Is er iets? Je bent wat afwezig de laatste tijd.' Hij houdt het ook liever voor zich, want hij schaamt zich voor zijn moeder. De docenten weten niet dat die jongen gewoon voor zijn moeder moet zorgen en daarover heel verdrietig en boos is en gewoon op is. Ze zien alleen het gedrag.

Ik zeg dan tegen zo’n jongen: ‘Ik ga niet alle ins en outs aan je docenten vertellen. Als je dat wil doen, doe je dat op je eigen tijd, bij je eigen mentor. Maar ik ga het wel een beetje voor je opnemen zonder heel veel details te vertellen’. Dat werkt altijd heel goed. Dan zeg ik tegen die mentor: ‘Misschien komt hij er nog zelf mee, maar er speelt thuis echt het een en ander wat echt niet oké is. Ontzie hem alsjeblieft en als hij een beetje raar uit de hoek komt soms, dan weet je dat er meer speelt.’ Ik help hem door hem te zien in de pauze, even een knikje. Hij zoekt mij zelf ook op om even te praten. Dan komt hij zijn hart luchten of gewoon even hangen. Hij mag bij me hangen, daar word ik voor betaald. Meestal gaan we in dit soort situaties samen naar de mentor aangezien de thuissituatie zodanig is dat ik vanuit de meldplicht dit ook moet delen met school.

Vaak weten docenten helemaal niet waar het gedrag vandaan komt. Mentoren willen echt het beste voor de kinderen, maar krijgen veel te weinig tijd en ruimte om echte gesprekken aan te gaan.

Wat heb jij voor tips voor ouders en professionals?

Tegen ouders zou ik willen zeggen: neem de tijd voor je kind in dit snelle leven. Neem daar bewust de tijd voor en zet het ook in je agenda. Ik heb als voorbeeld elke woensdagavond een date-night staan met mijn vrouw. Naast dat wij ‘collega's in ons gezinsbedrijf' zijn, zijn we ook partners. We zijn gewoon druk en dan moeten we ook samen-tijd maken, maar dat moeten we echt blokken. Ouders moeten ook een-op-een-tijd met hun kinderen creëren, ook als ze al 22 zijn en nog thuis wonen. Dan kan je toch ook ergens mee zitten? Ik zeg ook tegen mijn zoon van 17: ‘Mag ik even bij je aan het voeteneind zitten? Ik wil even met je kletsen, vriend’ Het mooiste moment is voor het slapen gaan. Dat is fijn. Als je een zorg weg kan nemen, slaap je ook lekkerder.

Professionals zou ik als tip willen geven: niet te snel oordelen zonder alle informatie die je hebt. Neem de tijd en heb geduld. Dat is echt belangrijk. Want dan kan je zien wat er onder het gedrag van een jongere zit. De beste cocktail is:'echt zijn, geduldig zijn en verbinding maken.

---------------------------------------------------

Dit interview komt uit het extra materiaal bij het boek Als het leven lastig is. Lieke Kalhorn sprak tientallen jongeren en deskundigen voor haar boek. Deze interviews zijn als bijlage bij haar boek te lezen.

Wil je meer weten over het versterken van mentaal welzijn en veerkracht bij jongeren en er vooral wat aan doen? Op 22 mei vindt het Middagsymposium Mentaal welzijn en veerkracht bij jongeren versterken plaats. Bij deelname ontvang je gratis het boek Als het leven lastig is. Lees hier meer informatie of meld je meteen aan!


22-04-2025